Publicaties en analyse

Knelpunten en ongelijkheden bij de arbeidskwaliteit van uitzendwerk

Uitzendwerk is niet de ideale tewerkstellingsvorm, zoals blijkt uit de vier voornaamste conclusies uit een rapport van het HIVA Onderzoeksinstituut voor Arbeid en Samenleving (KU Leuven), genaamd Uitzendenquête 2019. Het werd gerealiseerd op basis van een bevraging bij 6.000 respondenten (allen lid van het ACV), zowel uitzendkrachten als niet-uitzendkrachten. In 2014 verscheen reeds een eerder HIVA-rapport over hetzelfde onderwerp.

 

  1. Uitzendwerk is sterk gedreven door dwingende motivatiegronden: een meerderheid van uitzendkrachten wil liever een vast contract;
  2. De arbeidskwaliteit van uitzendwerk ligt lager dan bij regulier werk, zeker voor uitzendkrachten met een precaire socio-economische positie;
  3. Uitzendwerk versterkt cumulatieve processen van ongelijkheid en arbeidsmarktdualisering, want werknemers met een zwakke socio-economische positie komen terecht in minder kwalitatieve uitzendjobs; 
  4. Vakbondsaanwezigheid op de werkplek kan deels compenseren voor de lagere arbeidskwaliteit van uitzendarbeid.

In België zijn er ongeveer 700.000 uitzendkrachten. De helft daarvan doet onvrijwillig uitzendwerk, 66% zou liever een vast contract hebben. De loonvoorwaarden voor uitzendkrachten liggen lager dan voor niet-uitzendkrachten, en hoe ouder de uitzendkracht, hoe moeilijker het wordt te kunnen leven van wat ook wel interimwerk wordt genoemd. Uitzendwerk biedt minder opleidingskansen, en ook de taakautonomie ligt lager dan bij andere werknemers. Uitzendkrachten hebben tevens minder controle op het organisatieniveau van de onderneming. Het onderzoek toont ook aan dat 61% van de uitzendkrachten het moeilijk heeft om problemen met betrekking tot arbeidsomstandigheden aan te klagen.

Uitzendkrachten  met  een  zwakkere  socio-economische  positie hebben een lagere  kans  om  een  vervolgopdracht  te  krijgen,  en  een  lagere  kans  op  een  vast  contract  bij  de  opdrachtgever. De aanwezigheid van vakbonden op de werkvloer vermindert echter de kans dat de uitzendkracht bijvoorbeeld dagcontracten krijgt aangeboden, en verhoogt de kans op een opleiding. De helft van de uitzendkrachten blijkt langer dan een jaar uitzendwerk te doen. Dat uitzendwerk een opstap zou zijn naar wat beters gaat alvast niet op voor precaire groepen binnen onze samenleving.

Toch is het niet allemaal kommer en kwel, want 42% van de uitzendkrachten is tevreden over de werkzekerheid, 44% over de leermogelijkheden en 52% over de mate waarin men zelf initiatief kan nemen. Uit het HIVA-rapport blijkt in ieder geval dat uitzendwerk voor mensen in een sociaal-economische precaire situatie geen ideale oplossing is.

In het HIVA-rapport werd geen aandacht besteed aan eventuele verschillen tussen de situatie het Brussels, Vlaams of Waals Gewest. Er worden ook geen beleidsaanbevelingen geformuleerd, maar wel veel elementen voor discussie aangereikt.

Een samenvatting van het rapport vindt u hier. Wie het volledige rapport kan lezen kan hier terecht.