Beleidsnieuws

De Brusselse werkgelegenheidsgraad: nuancering

Op vraag van Magali Plovie (Ecolo) in het Brussels Hoofdstedelijk Parlement van 15 maart 2019 of het Brussels gewest in het kader van de Europa 2020-werkgelegenheidsstrategie de federaal bepaalde doelstellingen haalt betreffend de werkgelegenheidsgraad (73,2 % voor de bevolking tussen 20 en 64 jaar, 69 % voor vrouwen, 50 % voor oudere werknemers, 8,2 % NEET-jongeren en een verschil tussen Belgen en niet-EU-burgers onder de 16,5 %), antwoordt de Brusselse minister van Werk Didier Gosuin (DéFI) dat men de gewestelijke werkgelegenheidsgraad vanuit een ander perspectief moet evalueren.

Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest blijft, met zijn 726.349 arbeidsplaatsen (EAK 2017), het grootste werkgelegenheidsgebied van het land (16,1% van de binnenlandse tewerkstelling op nationale schaal) maar 48,9% (2017) van de arbeidsplaatsen in het BHG wordt ingenomen door pendelaars hoofdzakelijk uit Vlaanderen. Dat betekent dat het BHG een grote bijdrage levert aan de nationale tewerkstellingsgraad, zonder dat zich dat noodzakelijkerwijze vertaalt in een hoge gewestelijke tewerkstellingsgraad.

Daarbij is de indicator voor de tewerkstellingsgraad gevoelig voor de demografische evolutie: als de bevolking op arbeidsgeschikte leeftijd sneller toeneemt dan de werkende beroepsbevolking (namelijk de personen die effectief aan het werk zijn), wat het geval was in het BHG, dan vertaalt de stijging in termen van mensen die werken, zich niet noodzakelijk door een ‘mechanische’ toename van de tewerkstellingsgraad.

Tenslotte vertekent de pendelstroom naar de twee andere gewesten, voornamelijk naar de Brusselse Rand, waarop wordt ingezet door Actiris en VDAB, ook de resultaten.

Een opvallend resultaat is wel dat het Brussels Gewest in de periode 2010 tot 2016 de hoogste tewerkstellingsgraad van de 55-plussers had. In 2017 had Vlaanderen een hogere graad.

Meer details vindt u in het verslag (vanaf pagina 73).