Beleidsnieuws

De berekening van de jongerenwerkloosheid

Tijdens de commissie Economische Zaken en Tewerkstelling van het Brussels parlement stelde Paul Delva (CD&V) een vraag aan de bevoegde minister Didier Gosuin (DéFI), over de berekeningswijze van de jongerenwerkloosheidsgraad.

Actiris stelde eind september dat de jongerenwerkloosheidsgraad in Brussel 24,7% bedraagt. Dat is een daling van 9,3% in een jaar tijd, maar nog steeds een erg hoog cijfer. Dhr. Delva wilde te weten komen of de (jongeren)werkloosheid in de drie gewesten op dezelfde manier berekend worden en hoe dat dan precies in zijn werk gaat. De berekeningswijze is immers relevant voor de conclusies die getrokken kunnen worden.

Minister Gosuin legde eerst de basisprincipes uit. De cijfers die Actiris maandelijks publiceert, zijn gebaseerd op de administratieve werkloosheidsgraad bij Brusselse werkzoekenden. Die graad geeft de verhouding weer tussen de niet-werkende werkzoekenden (NWWZ) en de totale beroepsbevolking. Onder NWWZ verstaan we werkzoekenden die een werkloosheidsuitkering of een inschakelingsuitkering ontvangen, jongeren in beroepsinschakelingstijd en andere werkzoekenden die zijn ingeschreven bij Actiris maar geen werkloosheidsuitkering ontvangen of die niet in de beroepsinschakelingstijd zijn ingeschreven. De jongerenwerkloosheidsgraad bestaat uit het aantal NWWZ jonger dan 25 jaar tegenover de totale beroepsbevolking van dezelfde leeftijdsgroep.

Er zijn inderdaad verschillen tussen de methodologie van Actiris enerzijds, en die van VDAB en Forem anderzijds: de berekeningswijze van de beroepsbevolking is niet dezelfde. Dat is zo om rekening te houden met de specifieke kenmerken van de gewesten. De VDAB en Forem gebruiken de gegevens die berekend zijn door het Steunpunt Werk en Sociale Economie (WSE) voor de berekening van de beroepsbevolking. Dat Steunpunt gebruikt echter de administratieve gegevens van de Belgische sociale zekerheid als gegevensbron. Die methode houdt geen rekening met de in België – en in het bijzonder in Brussel – gedomicilieerde werknemers die werken in de internationale instellingen zoals de Europese Unie. Dat leidt tot een aanzienlijke onderschatting van de werkende beroepsbevolking in het Brussels Gewest. Volgens de cijfers van het Steunpunt WSE zijn er in Brussel 390.846 werkenden in 2016. Volgens de Enquête naar de Arbeidskrachten (EAK) waren dat er in dat jaar 439.705.

Een ander verschil is dat de VDAB de werkloosheidsgraad van de NWWZ berekent bij de jongeren tussen 18 en 24 jaar. Forem en Actiris rekenen ook de NWWZ en de beroepsbevolking jonger dan 18 jaar mee. Er wordt nu wel gewerkt aan een harmonisering van de gebruikte methodologieën, rekening houdend met de specifieke kenmerken van elk gewest.

Het volledige vraag-en-antwoord kunt u hier terugvinden.